Psalmen 47:1-9

Voor de koorleider. Van de zonen van Korach.+ Een psalm. 47  Klap in de handen, alle volken. Juich God in triomf toe met vreugdekreten.   Want Jehovah, de Allerhoogste, is ontzagwekkend.+ Hij is de grote Koning over de hele aarde.+   Hij onderwerpt volken aan ons,legt naties aan onze voeten.+   Hij kiest ons erfdeel voor ons,+de trots van Jakob, die hij liefheeft.+ (sela)   Onder gejuich steeg God op,bij hoorngeschal* steeg Jehovah op.   Zing God lof toe,* zing lofzangen. Zing onze Koning lof toe, zing lofzangen.   Want God is Koning over de hele aarde,+zing lofzangen en toon inzicht.   God is Koning geworden over de volken.+ God zit op zijn heilige troon.   De leiders van de volken zijn bijeengekomenmet het volk van de God van Abraham. Want de leiders* van de aarde behoren aan God toe. Hij is hoog verheven.+

Voetnoten

Of ‘het geluid van de ramshoorn’, ‘trompetgeschal’.
Of ‘maak muziek voor God’.
Lett.: ‘schilden’.

Aantekeningen

Media