Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

HULP VOOR HET GEZIN | OPVOEDING

Als je kind vragen heeft over de dood

Als je kind vragen heeft over de dood

DE UITDAGING

Uw zoontje * van zes vraagt aan u: ‘Ga jij ook dood?’ Een beetje overrompeld door die vraag, denkt u: Is mijn kind oud genoeg om het antwoord te begrijpen? Hoe kan ik met hem over de dood praten?

GOED OM TE WETEN

Kinderen denken over de dood na. Sommige spelen zelfs spelletjes waarbij iemand zogenaamd doodgaat. Daarom moet het onderwerp de dood niet gemeden worden. Wees bereid om op elke vraag in te gaan. Door af en toe open over de dood te praten, kunt u uw kind leren met een sterfgeval om te gaan.

Uw kind zal geen rare gedachten krijgen als u met hem over de dood praat. Het zal hem juist helpen minder bang te zijn. Maar misschien moet u wel wat verkeerde ideeën uit de wereld helpen. Zo zeggen sommige experts dat veel kinderen onder de zes de dood niet als definitief zien. In hun spelletjes is een kind het ene moment ‘dood’ en het volgende moment weer ‘levend’.

Als kinderen wat ouder worden, gaan ze beter begrijpen wat de dood inhoudt. Dat kan leiden tot vragen, zorgen of zelfs angsten, vooral als iemand overlijdt van wie ze houden. Daarom is het heel belangrijk dat u het met uw kind over de dood hebt. Psycholoog Marion Haza zegt: ‘Een kind ontwikkelt angst voor de dood als hij denkt dat hij daar thuis niet over mag praten.’

U hoeft zich niet te veel zorgen te maken over wat u moet zeggen. Volgens een onderzoek willen kinderen gewoon ‘op een prettige manier horen hoe het zit’. Een kind zal waarschijnlijk pas een vraag stellen als hij het antwoord aankan.

WAT U KUNT DOEN

Grijp gelegenheden aan om over de dood te praten. Als uw kind een dood vogeltje op de stoep ziet liggen of als een huisdier doodgaat, kunt u eenvoudige vragen gebruiken om erover te praten. U kunt hem bijvoorbeeld vragen: ‘Denk je dat een dood dier pijn heeft? Heeft hij het koud of heeft hij honger? Hoe weet je dat een dier of een mens dood is?’ — Bijbels principe: Prediker 3:1, 7.

Draai er niet omheen. Als een kennis of familielid gestorven is, gebruik dan geen verwarrende uitdrukkingen als ‘hij is heengegaan’. Uw kind denkt dan misschien dat de overledene snel weer terug zal komen. Gebruik liever eenvoudige en duidelijke woorden. U kunt bijvoorbeeld zeggen: ‘Toen oma doodging, stopte haar lichaam ermee. We kunnen niet meer met haar praten, maar we zullen haar nooit vergeten.’ — Bijbels principe: Efeziërs 4:25.

Als uw kind denkt dat de dood besmettelijk is, laat hem dan weten dat hij geen gevaar loopt

Stel uw kind gerust. Misschien denkt hij dat iemand dood is door iets wat hij gedaan of gedacht heeft. Wuif het niet gewoon weg, maar vraag hem: ‘Waarom denk je dat het jouw schuld is?’ Luister goed en neem zijn gevoelens serieus. Een kind kan ook denken dat de dood besmettelijk is, dus laat hem weten dat hij geen gevaar loopt.

Laat uw kind vertellen. Praat over geliefden die overleden zijn, ook over familieleden die uw kind nooit heeft ontmoet. Misschien kunt u iets leuks vertellen over een tante, oom, opa of oma. Als u over deze personen vertelt, leert uw kind dat hij over ze mag praten en aan ze mag denken. Maar dwing uw kind niet om te praten. Als u later merkt dat uw kind eraan toe is, kunt u het nog eens proberen. — Bijbels principe: Spreuken 20:5.

Gebruik hoofdstuk 34 en 35 van het boek Lessen van de Grote Onderwijzer om uw kinderen te leren wat de Bijbel over de dood zegt. Ga naar PUBLICATIES > BOEKEN & BROCHURES

^ ¶4 We hebben het hier over een jongen, maar de raad in dit artikel geldt voor zowel jongens als meisjes.